Op 8 oktober 2018 zond minister van Rechtsbescherming Sander Dekker een brief met bijlagen aan de Tweede Kamer waarin hij zijn beleid omtrent weigerende observandi uiteenzet.

Hij benoemt de maatregelen die al genomen zijn, te weten de mogelijkheid medische gegevens op te vragen, het creëren van een weigerafdeling in het PBC en de sinds 1 juli 2018 bestaande mogelijkheid om observandi maximaal veertien in plaats van zeven weken te observeren in het PBC. Verder geeft hij aan de wet (artikel 37a lid 1 Sr) te willen verduidelijken. Hij zet uiteen dat de juridische aannemelijkheid van de aanwezigheid van een stoornis voldoende is voor de oplegging van TBS en dat hiervoor geen medische vaststelling van een stoornis nodig is. Ook benadrukt hij dat het niet alleen gaat om de stoornis van de verdachte ten tijde van het delict in het verleden, maar ook om de risico’s voor de veiligheid van de samenleving in de toekomst. Dit kan goed worden vastgesteld op basis van risicotaxaties, aldus de minister.

Ook wil hij de uitvoering van de TBS-maatregel aanpassen zodat advocaten hun cliënten positiever kunnen adviseren over de TBS-maatregel. Daartoe wil hij de beperkingen in de uitstroom uit de LFPZ (voorheen: longstay) wegnemen door het beleidskader LFPZ te actualiseren. Het nieuwe beleidskader LFPZ gaat waarschijnlijk in op 1 januari 2019. Ook wordt de verlofregeling op onderdelen aangepast.

Tenslotte benadrukt hij dat er alsnog veel mogelijkheden zijn om de benodigde zorg te leveren als de rechter geen aanknopingspunten voor de oplegging van de TBS-maatregel ziet. Zo kan er tijdens detentie zorg geleverd worden, kunnen er tijdens de VI voorwaarden gesteld worden op grond waarvan een behandeling verplicht gesteld wordt, kan een toezichtsmaatregel op grond van de Wet Langdurig Toezicht worden opgelegd en kan de strafrechter vanaf 1 januari 2020 verplichte zorg opleggen op grond van de Wet verplichte GGZ. Die zorg kan aansluitend aan de strafrechtelijke titel worden verplicht en kan zelfs in een TBS-kliniek ten uitvoer worden gelegd. Op grond van de Wet forensische zorg bestaat de verplichting voor de inrichting alwaar een veroordeelde verblijft om zes weken voor de afloop van de justitiële titel voorbereidingen te treffen voor aansluitende zorg als dat nodig is.