Op grond van artikel 53 lid 2 van het Reglement Verpleging Terbeschikkinggestelden (RVT) is het hoofd van de inrichting verplicht om aangifte te doen als men vermoedt dat een TBS-gestelde een strafbaar feit heeft begaan. Deze aangifteplicht is beperkt tot strafbare feiten waarvoor een bevel tot voorlopige hechtenis kan worden gegeven (artikel 67 Sv). Voorlopige hechtenis is mogelijk bij misdrijven waarop de wet een gevangenisstraf van vier jaar of meer stelt en enkele specifieke feiten (waaronder bedreiging, mishandeling en handel in softdrugs).

Voor het doen van aangifte is door het Ministerie de Handleiding verplichte aangifte TBS opgesteld. Vanuit TBS-klinieken werd aangegeven dat deze regeling belemmerend werkt bij de behandeling van TBS-gestelden. Het zou ongewenste neveneffecten hebben. Daarom heeft het WODC de handleiding  geëvalueerd. De probleemstelling van het onderzoek luidde: “In hoeverre wordt de gewijzigde regeling van het RVT uitgevoerd zoals beoogd en wat zijn hiervan de directe gevolgen?”.

Bij besluit van 21 juni 2018 zijn de artikelen 53 en 57 RVT aangepast. De termijn waarbinnen het hoofd van de inrichting aangifte moet doen is verruimd van 24 uur naar een week. De verlofmachtiging vervalt daarop niet alleen meer als het strafbare feit is begaan tijdens de TBS met dwangverpleging, maar ook tijdens ‘de opneming in de inrichting’. Daarmee wordt waarschijnlijk gedoeld op mensen die op basis van een voorwaarde gesteld bij een TBS met voorwaardelijk beëindigde dwangverpleging in de kliniek verblijven.