Voor een bepaalde categorie TBS-ers is een hoog zorgniveau nodig, maar volstaat een laag beveiligingsniveau. De TBS kan opgevolgd worden door een RM als het gevaar afgewend kan worden door voldoende (verplichte) zorg te bieden.

Met name bij TBS-ers die schizofreen zijn kan het gevaar voldoende afgewend worden als zij hun medicatie (anti-psychotica) innemen en wonen op een plek die voldoende structuur en begeleiding biedt. Voor hen is de zware maatregel van TBS niet langer nodig om de veiligheid te waarborgen. Maar juist bij deze categorie patiënten, zeker in combinatie met zwakbegaafdheid, komt het regelmatig voor dat sprake is van onvoldoende ziektebesef dan wel -inzicht en twijfelen de behandelaars of zij hun medicatie trouw zullen blijven innemen als er in het geheel geen dwingend kader meer bestaat. In die gevallen kan een TBS beëindigd worden, mits er een rechterlijke machtiging is op basis waarvan verplichte zorg geboden kan worden.

Een rechterlijke machtiging op grond van de Wet BOPZ kan niet gelijktijdig met een TBS-maatregel bestaan. Voor het opleggen van een rechterlijke machtiging is immers nodig dat het gevaar enkel door middel van gedwongen opname afgewend kan worden. Is er al een TBS-maatregel, dan kan dat gevaar door opname op basis van die maatregel afgewend worden. Is een overgang van TBS in een RM wenselijk, dan kan de rechtbank de beslissing omtrent de verlenging van de TBS aanhouden (gebruikelijk is drie maanden, dat biedt voldoende tijd) en in de tussenbeslissing opdracht aan het Openbaar Ministerie geven een RM te regelen. Zodra er een RM is uitgesproken, kan alsnog in een volgende zitting de TBS beëindigd worden door de vordering tot verlenging af te wijzen.

In dat geval moet het Openbaar Ministerie aan de rechtbank van het arrondissement waarin de TBS-er verblijft (dat kan dus een andere rechtbank zijn dan de rechtbank die over de verlenging beslist) verzoeken een RM op te leggen. Daaraan voorafgaand moet door een onafhankelijke psychiater (die tenminste een jaar geen bemoeienis met deze patiënt heeft gehad) een geneeskundige verklaring worden opgesteld. Het Openbaar Ministerie verzoekt de rechtbank vervolgens om een voorwaardelijke dan wel een voorlopige machtiging uit te spreken. Beide machtigingen hebben (bij een eerste oplegging) een geldigheidsduur van een half jaar. Een voorwaardelijke machtiging wordt opgelegd indien de TBS-er niet in een psychiatrisch ziekenhuis verblijft (maar bijvoorbeeld in een RIBW), een voorlopige machtiging indien de TBS-er wel in een psychiatrisch ziekenhuis verblijft. Een voorwaardelijke machtiging impliceert immers dat opname in een psychiatrisch ziekenhuis niet nodig is zolang de patiënt zich aan de daarin geformuleerde voorwaarden houdt. Beide machtigingen kunnen na een half jaar steeds met een jaar (en vanaf een bepaald moment langer) verlengd worden.

Zo’n machtiging kan niet direct ingaan, omdat de TBS immers nog loopt. De BOPZ-rechter zal de machtiging daarom uitspreken met een uitgestelde voorwaardelijke ingangsdatum, te weten de datum waarop de TBS onherroepelijk is beëindigd. In dat geval vindt er een vloeiende overgang van TBS in RM plaats. Belangrijk is dat men zich realiseert dat de TBS niet eindigt met de uitspraak van de rechtbank tot afwijzing van de vordering. Die beslissing gaat pas in als die onherroepelijk is, te weten (indien geen hoger beroep wordt ingesteld) twee weken nadat die beslissing formeel is uitgereikt aan de TBS-er. Daar kunnen soms weken, zelfs maanden overheen gaan. Het is daarom raadzaam om na de uitspraak direct afstand van het recht op hoger beroep bij de strafgriffie te doen. In dat geval wordt de beslissing onherroepelijk zodra de hoger beroepstermijn van de officier van justitie (twee weken na de uitspraak) is verstreken.

Verschil van mening bestaat er (ook onderling tussen rechters van bijvoorbeeld de rechtbank Oost-Brabant) over de duur van zo’n RM. Op zich wordt een eerste RM voor een half jaar afgegeven. Maar de RM gaat feitelijk pas in op het moment dat de TBS eindigt. Geldt de RM vanaf dat moment nog een half jaar of geldt de machtiging slechts een half jaar vanaf de datum dat die is uitgesproken? Beide komt voor. Rob Keurentjes gaat hier in JGZ van 15 maart 2018, afl. 1 op in: uitspraken Oost-Brabant

Tenslotte is het de vraag of de rechtbank een TBS mag beëindigen (de vordering tot verlenging mag afwijzen) indien in zo’n geval nog geen sprake is van een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging, dan wel deze nog geen jaar heeft geduurd (zie artikel 509t lid 2 Sv). De bedoeling van die wetgeving was een abrupt einde van de TBS, zonder vorm van resocialisatie, te voorkomen. In de rechtspraak wordt een overgang naar een BOPZ-maatregel niet als zo’n abrupt einde beschouwd en meent men dat beëindiging in die situaties kan. De penitentiaire kamer van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft in het arrest van 5 februari 2015 overwogen dat als bij een beëindiging van de maatregel voorzien is in een onmiddellijke en naadloze overgang naar een opname op grond van de Wet BOPZ, artikel 509t lid 2 Sv aan de afwijzing van de verlengingsvordering niet in de weg staat. Wel overweegt het Gerechtshof dat een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging in de situatie die tot die beslissing leidde gecontra-indiceerd was, omdat het reguliere resocialisatietraject van verloven niet haalbaar leek. Rechtbanken lijken in de praktijk minder zwaar te tillen aan deze tweede eis van het Gerechtshof.

Ter voorkoming van een discussie over het al dan niet mogen beëindigen van de TBS binnen dat jaar voorwaardelijke beëindiging, maar ook ter voorkoming van voornoemde omslachtige procedures (die vaak moeilijk te begrijpen zijn voor deze kwetsbare groep TBS-ers), is te overwegen om als advocaat in voorkomende gevallen zelf al drie maanden voor de formele einddatum van de TBS via het Openbaar Ministerie een RM (met uitgestelde ingangsdatum) te regelen. De TBS-officier van justitie kan er dan voor kiezen om vervolgens helemaal geen vordering tot verlenging van de TBS in te dienen. De TBS eindigt dan van rechtswege en de patiënt worden twee zittingen bij de verlengingsrechter bespaard.

De lastige constructie van de overgang van TBS-maatregel naar BOPZ-kader zal vereenvoudigd worden door artikel 2.3 van de Wet Forensische Zorg (dat artikel 37 Sr aanpast). Vanaf 1 januari 2020 is het mogelijk dat de rechter die de vordering tot verlenging van de TBS beoordeelt bij afwijzing daarvan zelf direct een zorgmachtiging (voorheen: rechterlijke machtiging) kan afgeven.